Praktische filosofie: een baken in de 21e eeuw

Digitale transformatie en betekenis

De 21e eeuw startte midden in de laatste informatierevolutie. Nieuwe technologieën brachten ons een digitale transformatie die zich nog steeds aan het voltrekken is, waarin de immer versnellende wereldwijde uitwisseling van informatie en de ontwikkeling van steeds intelligentere en zelfs zelflerende datagedreven systemen, ons voor nieuwe uitdagingen stelt. Die uitdagingen liggen meer op het vlak van ‘wat iets betekent’, dan van ‘of en hoe iets kan’.  

Zingeving en verbinding

Een tweede maatschappelijke ontwikkeling speelt zich al tientallen jaren af op het gebied van zingeving en verbinding. In de vorige eeuw, startte – mede door het groeiende bereik van een groeiend aantal massamedia zoals televisie en later internet – een ‘ontzuiling’, die tot gevolg had dat de maatschappij zich verder democratiseerde. Mensen wendden zich steeds vaker tot een ander, niet-religieus gedachtengoed. Het werd mogelijk om kennis te nemen van een overvloed aan ideeën en na te denken over zingeving en normen en waarden op basis van andere overtuigingen dan bijvoorbeeld religieuze. Mensen ‘vochten’ zich uit hun hokjes en doorbraken bestaande structuren. Begin 20e eeuw daalde het deel van de bevolking dat zich tot een kerkelijke groep rekende tot onder de 50%. Men ging op zoek naar een eigen denkkader, waarbinnen vanuit zelfgekozen normen- en waarden betekenis kon worden gegeven aan het leven en de wereld. Dit bleek echter gemakkelijker gezegd dan gedaan.

Elegant but strong – Nanda Behari
Betekeniscrisis

Het lijkt erop, dat het groeiende tempo waarin de uitwisseling van informatie mogelijk is, de vluchtige vorming en uitwisseling van uiteenlopende overtuigingen en de oplopende moeilijkheid om vast te stellen wat ‘waar’ en ‘niet waar’ is als gevolg van nauwelijks van echt te onderscheiden nepnieuws, in de 21e eeuw voor een nieuwe crisis zorgt. Deze crisis lijkt op meerdere manieren te verworden tot een ‘betekeniscrisis’, zowel in mensen zelf, als tussen mensen onderling. De inzet van kunstmatige intelligentie roept steeds meer vragen op over hoe we ‘het goede’ kunnen beschermen in een algoritme-gestuurde wereld en de polarisering lijkt een bittere strijd om ‘het ware’, waarin veel wordt gesteld en weinig wordt bevraagd. De roep om zelf en samen te vertragen en te bezinnen op ‘wat iets is’, een kwestie in al haar complexiteit te ontdekken, wordt sterker.

Beroemde psychiaters en psychoanalytici zoals De Wachter vertellen via de media hoe velen onder druk staan van de hoge snelheid waarin onze efficiënte consumptiemaatschappij functioneert, waarin ‘geluk’ je eigen verantwoordelijkheid is en het ontbreken daarvan een falen toont. Uit meerdere onderzoeken blijkt bovendien dat steeds meer mensen een leegte ervaren als ze proberen na te denken over keuzes die zij in hoog tempo kunnen en moeten maken, over wat zij vinden en wat dat überhaupt betekent, over wie zij zijn.

Het denken als reddingsboei

Een psychotherapeut kan helpen om naar het bewuste te tillen wat in het onbewuste wringt, maar wat daarvan de precieze betekenis is, vraagt meer dan psychologische duiding en gaat niet uitsluitend over gevoelens of gedrag. Het vraagt meer dan ooit om een ontwikkeling in het denken over wat gedacht of gevoeld is, een ontwikkeling in het deconstrueren van wat iets lijkt te zijn, tot helder wordt wat iets precies ís (en wat niet) en hoe zich dat verhoudt tot andere betekenissen.

Het lijkt dan ook niet meer dan logisch dat de grens tussen psychoanalyse en filosofische analyse steeds meer vervaagt. Niet alleen twijfelen mensen over hoe zij dit bestaan op een ‘goede’ manier kunnen vormgeven, zij twijfelen over wat een goed bestaan ís, over wat eenzaamheid en (keuze)vrijheid is, over wat ‘een zinvol leven’ is. Er is nog altijd meer dan genoeg werk voor psychologen en de talloze coaches, maar het lijkt geen vergezochte stelling dat ‘de vragen zelf’, en het ontdekken zelf, als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen steeds meer hun bestaansrecht opeisen in de 21e eeuw.

Om rustig het eigen denken te (leren) overdenken, verborgen vragen bloot te leggen en het denken van de ander oprecht en integer te (leren) verkennen, ontbreekt het velen niet langer slechts aan tijd en rust, maar ook aan (denk)vaardigheid. Om onszelf te onderscheiden van systemen die ons nu al in meerdere soorten ‘denk-snelheden’ voorbij streven, lijkt meer en meer nood te ontstaan aan datgene wat ons onomstotelijk van de machine onderscheidt; het vermogen om – zowel zelf als gezamenlijk – onze eigen vragen te bevragen, ‘bezield te denken’, en onszelf vanuit ons denken te bevrijden van aannames en blinde vlekken die ons belemmeren op weg naar wijsheid.  

Praktische filosofie

De Filosofisch Practicus kan bij uitstek deze groeiende leemte vullen. Niet door mensen met moeilijke vragen van antwoorden te voorzien, maar juist door hen te leren hoe ze hun eigen verborgen vragen kunnen ontdekken, nadat zij een sleutelbegrip in datgene waarmee zij worstelen aan een denkonderzoek hebben onderworpen om een licht te kunnen schijnen op wat het werkelijk ís, en vooral ook: niet is. In het gepolariseerde meningengeweld dat zich op sociale media voltrekt, raakt ondergesneeuwd hoe belangrijk het is te weten en ook zéggen dat je iets niet weet, en te vertragen om dit hardop te bevragen. Dit vraagt een vorm van begeleide denkarbeid, die de Filosofisch Practicus kan faciliteren.

In dit faciliteren speelt het denkonderzoek een centrale rol, juist door de socratische insteek. Massamedia en polarisatie dragen ertoe bij dat mensen zich ongemerkt kunnen verschansen in vooronderstellingen en stellingnames zonder hier vanuit een bewust denkproces toe te komen. Toepassingen als robotisering en kunstmatige intelligentie blijken niet te kunnen functioneren zoals bedoeld, als vooraf niet de juiste vragen zijn gesteld en door mensen zorgvuldig en geduldig is bepaald wat een centrale betekenis heeft in de programmering en wat deze betekenis tot gevolg heeft; het niet-weten is er onvoldoende aan voorafgegaan.

Door mensen te leren ter discussie te stellen wat zij denken en zeggen over een bepaald begrip in wat er wringt in de kwestie die zij te berde brengen, ontstaat de ruimte voor het niet-weten, voor de broodnodige twijfel die een sleutelrol speelt in het denkonderzoek dat in de 21e eeuw te vaak ontbreekt.  

Een gesprek bij een Filosofisch Practicus start met het ontdekken van wat een vragende denkhouding vermag. Deze blootstelling van de bezoeker aan de vragen van de Filosofisch Practicus en het vervolgens ‘aan den lijve’ ervaren van het niet-weten, is de eerste stap in de zoektocht naar wat ‘waar’ is, maar tegelijkertijd en misschien belangrijker nog: een eerste oefening in hoe zelf daar dichterbij te komen. In het nauwgezette onderzoek naar wat iets betekent en wat niet, naar hoe het tegenovergestelde zich daartoe verhoudt en naar de wijzen waarop het begrip zich in de taal openbaart, groeit de discipline die iets ‘weten’ van iemand vraagt.

Het blijkt mensen te verwonderen en ontroeren, wat binnen bereik komt als zij bereid en vervolgens in staat  zijn om het nodige denkwerk te doen. Wie bij een Filosofisch Practicus in de leer is, kan zelf én samen met anderen in alle rust op zoek naar wat telt en naar wat dat precies betekent. Voor wie wil leren navigeren in het denken, en van daaruit de dialoog wil leren aangaan met zichzelf zowel als met anderen, kan het filosofisch gesprek een baken zijn.